De redenen zijn divers: onvoldoende diagnose van de initiële schade, ontoereikende reparatieoplossing, slechte implementatie, slechte materiaalkeuze … Voortijdig falen van een gerepareerde structuur brengt een grote mate van onzekerheid met zich mee in verband met de levensduurverwachting van de structuren en door steeds terugkerende en oplopende kosten. Daarom is het belangrijk om vooruit te gaan op het gebied van duurzaam betonherstel.
Tekst en beeld | Master Builders Solutions Belgium nv
Er wordt nog te vaak gefocust op enkel het herstel van de visuele schade. We repareren slechts het afgebroken stuk met een reparatiemortel en we zijn klaar. Vaak wordt er wel gekozen voor kwalitatieve reparatiemortels, maar de zogenaamde patch- en paint-strategieën zijn zeker niet voldoende voor een optimale levensduurverlenging.
Een goed ontwerp van een reparatieoplossing zal naast het herstel van de visuele schade ook rekening houden met een bijkomende bescherming van beton en de wapening. Een bescherming moet in de eerste plaats in functie van de omgevingscondities zijn. In functie van de belasting van de structuur (een beton met verkeersbelasting vraagt een andere aanpak dan een verticale wand van een gebouw) en natuurlijk ook op basis van de wensen en verwachtingen van de eigenaar.
Binnen de merknaam Master Builders Solutions werd werd er een Life Cycle Cost model ontwikkeld dat op basis van projectinformatie en producteigenschappen een kostvergelijk maakt tussen reparatie + bescherming, ten opzichte van alleen reparatie. Dit rapport stelt dat elke euro geïnvesteerd in bescherming zich 3 tot 5 euro zal besparen in terugkerende reparatiekosten en dat een gepaste bescherming gemiddeld drie reparatiecycli elimineert binnen de levensduur van de structuur.
De EN 1504-norm, die al meer dan tien jaar van kracht is, omvat alle aspecten van betonreparatie en de keuze van materialen. Het definieert richtlijnen voor een duurzaam reparatieontwerp. Deze richtlijnen moeten absoluut meer en beter worden toegepast.
De blootliggende bewapening moet worden behandeld met een corrosiebescherming, daarna zal het betonherstel plaatsvinden met reparatiemortels, waarop dan uiteindelijk een gepast beschermingssysteem zal worden aangebracht. Speciale technieken zoals scheurinjecties, verankering van wapeningsstaven, opgelijmde wapening en kathodische bescherming, laten we buiten beschouwing.
Corrosiebescherming van de wapening wordt meestal uitgevoerd volgens methode 11.1 met actieve primers, op cement gebaseerde materialen met speciale corrosiewerende additieven. Deze materialen worden manueel aangebracht op de blootliggende wapening. De belangrijkste eigenschappen zijn de hechting aan het staal en beton en of een behandeld staaloppervlak corrosievorming weerstaat.
De Europese norm 1504-3 definieert 4 klassen van reparatiemortels. Deze worden opgesplitst in structurele (R3 en R4) en niet-structurele (R1 en R2) reparatiemortels en moeten verschillend worden gebruikt, afhankelijk van de consistentie en toepassing: handmatig (kleine en middelgrote reparatiegebieden), gegoten of gepompt (groot volume om te repareren) of gespoten (grote oppervlakken).
De bescherming moet voldoen aan de omgevingscondities beschreven in norm EN 206-1 en de te gebruiken producten worden gespecificeerd door norm EN 1504-2. Bescherming kan verschillende vormen aannemen.
In een omgeving met risico voor corrosie door CO2 dienen carbonatatieremmende coatings toegepast te worden. Bijvoorbeeld gebouwen, brugpijlers. Meestal zijn dit watergedragen emulsies op acrylbasis. De belangrijkste eigenschappen voor een carbonatatieremmende coating zijn: hoge weerstand tegen CO2-penetratie, waterdichtheid, doorlaatbaarheid voor waterdamp en hoge scheuroverbrugging.
Een hydrofobering zal toegepast worden in omgevingen waar beton onderhevig is aan vorst-dooi cycli, al dan niet met contact van dooizouten. Polymeren die eenvoudig op het beton worden gespoten, impregneren in de poriën om het beton waterafstotend te maken. Belangrijkste eigenschappen zijn indringdiepte, vorst-dooi bestendigheid, reductie van algengroei, (vrijwel) geen wijziging van het uiterlijk van het beton.
Corrosie inhibitoren zijn moleculen die corrosiereacties aan de wapening verhinderen en vertragen. Ze zijn vooral nuttig op steigers, bruggen, industriële constructies die in contact komen met zeewater en chloriden … Die inhibitoren moeten tot aan de wapening getransporteerd worden om hun effect te hebben. Daarom zijn die moleculen opgelost in een drager die door middel van impregnatie in de beton dringt. Voor EN 1504 zijn de belangrijkste eigenschappen van deze systemen dezelfde als die voor hydrofobering.
Bescherming tegen aantasting van chemicaliën is vaak nodig in de industrie bij inkuipingen, opvangbekkens, reservoirs, maar ook bescherming tegen biogene zwavelzuur in afvalwaterzuiveringsinstallaties, riolering, …
De keuze van technologie zal afhankelijk zijn van de toepassing en de omgevingscondities zoals temperatuur, vochtigheid, open of gesloten omgeving. En met welke chemicaliën er contact gemaakt wordt, of het een tijdelijk of permanent contact is. Over het algemeen kan gesteld worden dat het grootste onderscheid tussen deze technologieën de chemische weerstand is enerzijds en de mate waarin ze scheuroverbruggend zijn. Andere belangrijke eigenschappen zijn hechting, waterdichtheid, slijtvastheid en thermische compatibiliteit.
Drie elementen zijn cruciaal: certificatie, veiligheid en ondersteuning. Een CE-markering volgens EN 1504 moet het uitgangspunt zijn van de keuze van de materialen. Maar niet elke CE markering is gelijkaardig. De deelnormen voor de producten geven de minimale eisen waaraan de producten moeten voldoen in elke omstandigheid. Er zijn ook bijkomende eisen, afhankelijk van de omgeving en belasting, de zogenaamde extended uses. Controleer de minimumvereisten waaraan de producten in elke omstandigheid moeten voldoen en of er aanvullende eisen zijn. Het is nuttig om de prestatieverklaring (DOP) van de producten te raadplegen, die mogelijk moeten voldoen aan kwaliteitseisen en bijkomende eisen (BENOR, BELGAQUA-labels …).
Een tweede aandachtspunt bij de materiaalselectie is om zich niet te verliezen in a battle for the numbers. We hebben de neiging om te vergelijken en kijken naar het materiaal met de hoogste druksterkte, de beste hechting, de beste waterdichtheid … Als de materialen aan de certificatievereisten voor de toepassing voldoen, is dat in principe voldoende. Het kan dan beter zijn om andere factoren te gaan overwegen, die in vele gevallen ook grote impact hebben op de duurzaamheid en investeringskosten: zoals gebruiksgemak en hoe efficiënt het materiaal aangebracht kan worden door de applicateurs. Meer en meer van belang zijn ook veiligheid voor mens en milieu. Zijn er bepaalde schadelijke stoffen die vrijkomen bij de applicatie of achteraf? Moeten er speciale veiligheidsmaatregelen genomen worden? Hoe zit het met de afvalverwerking? Zeker bij woningen of publieke gebouwen toch belangrijke factoren om in overweging te nemen.
Een 3de en laatste aandachtspunt, maar zeker niet onbelangrijk bij de materiaalselectie, is de leverancier zelf. Wat is de mate van ondersteuning die men bij de leverancier kan verwachten. Kan de leverancier technische ondersteuning geven in de ontwerpfase en aan de aannemers? Welke garanties kunnen zij bieden en in welke mate kan men ondersteuning verwachten in geval er toch iets verkeerd loopt. Dat zijn ook punten die een belangrijk verschil kunnen maken in het al dan niet bekomen van een duurzame betonherstelling.