Onder het goedkeurend oog van opdrachtgever de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie (VNSC) gaan de werken onder leiding van aannemerscombinatie Sassevaart aan Nieuwe Sluis Terneuzen (NST) stevig vooruit. Het lijvige project presenteert zich als een toonvoorbeeld van een Vlaams-Nederlandse samenwerking. “De verschillen maken de samenwerking soms complex en extra uitdagend, maar zijn tegelijk heel boeiend en leerrijk”, aldus Koen De Winne, kwaliteitsmanager bij de Vlaams-Nederlands Scheldecommissie.
Met de komst van de Nieuwe Sluis kunnen grotere zeeschepen tot aan de haven van Gent varen door het Kanaal Gent-Terneuzen. Ook neemt de capaciteit van de sluizen toe, waardoor de wachttijd voor binnenvaartschepen afneemt. In 2022 vaart het eerste schip door de Nieuwe Sluis. Opdrachtgever is de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie, aannemerscombinatie Sassevaart – bestaande uit BAM (de Nederlandse en Belgische zusterondernemingen BAM Infra en BAM Contractors), DEME (DEME Infra Marine Contractors B.V. en Dredging International N.V.) en de Belgische bouwonderneming Algemene Aannemingen Van Laere N.V. – bouwt de Nieuwe Sluis.
Zowel opdrachtgever als opdrachtnemer werken vanuit een Vlaams-Nederlands projectteam. Daarnaast zijn er bij de aanleg van de Nieuwe Sluis verschillende partijen betrokken, zoals de beheerder van de wegen, het sluizencomplex en de havens. Koen De Winne: “Dit is een van de projecten onder de koepel van de VNSC, een verdragsrechterlijke organisatie met Nederland en Vlaanderen als gelijkwaardige, deelnemende partners. Een reeds gerealiseerd project van de VNSC is bijvoorbeeld de verdieping van de Westerschelde voor tij-onafhankelijke vaart waardoor schepen met een diepgang tot 13,10 meter nu op elk moment toegang tot de haven van Antwerpen hebben.”
De Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie bestaat uit verschillende organen. Eerst en vooral is er het politiek college bestaande uit de twee bewindslieden. Daarnaast zijn er ook het ambtelijke college en een permanent secretariaat. Projecten worden aangestuurd door een stuurgroep. Koen De Winne: “De stuurgroep bestaat uit zes leden, in gelijke aantallen verdeeld tussen Vlaanderen en Nederland. Van de teamleden is ongeveer 80 % afkomstig uit Nederland en 20 % uit Vlaanderen. De verdeling van de financiering is een spiegelbeeld daarvan. Ongeveer 20 % van het budget werd forfaitair toegekend vanuit Nederland. Vlaanderen past bij tot de werkelijke projectkosten, wat dus ongeveer 80 % of meer zal bedragen. We volgen grotendeels de Nederlandse procedures en methodes uit de RWS-Werkwijzer Aanleg en Onderhoud. Vlaanderen levert vooral technische kennis en ervaring uit voorgaande sluisprojecten, zoals de Kieldrechtsluis.”
Bij de bouw van sluizen kunnen de voorbereidings- en uitvoeringstrajecten soms heel sterk van elkaar verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. Sterk veralgemenend start men in Nederland steeds met de opmaak van een plan van aanpak en gaat men bij voorkeur uit van blauwdrukken en standaardoplossingen. Aan Vlaamse zijde wordt vaak ingezet op pragmatische flexibiliteit en vakmanschap van de individuele projectmedewerkers. “Maar ook hier bevestigen de uitzonderingen de regels”, vertelt Koen De Winne. “Wij hanteren al een aantal jaar de aanpak ‘best for project’. Daarbij geven we de voorkeur aan maatwerk en specifieke oplossingen om zo tot geschikt mogelijke werkmethodes te komen. We gebruiken bijvoorbeeld systeemgerichte contractbeheersing naar Nederlands model. Werftoezicht en waarnemingen op de werf gebeuren dan weer volgens het Vlaams model.”
Een belangrijke uitdaging zit in de cultuurverschillen. Er zijn niet alleen de culturele verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen, maar ook cultuurverschillen tussen de moederorganisaties: Rijkswaterstaat en de Vlaamse overheid. Daarnaast zijn er de persoonlijke verschillen tussen de Nederlandse en Vlaamse projectmedewerkers. “Die verschillen maken de samenwerking soms complex en extra uitdagend, maar zijn tegelijk heel boeiend en leerrijk”, aldus Koen De Winne.
Er worden vele inspanningen gedaan om de samenwerking tussen opdrachtgever (VNSC) en opdrachtnemer (Sassevaart) zo vlot en aangenaam mogelijk te laten verlopen. Op regelmatige tijdstippen in de projectvoortgang worden momenten ingelast om stil te staan bij verschillende aspecten van de samenwerking. Dit kan bijvoorbeeld onder de vorm van follow-upmomenten of bespreking in het regulier kwaliteitsoverleg tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer, etc. Koen De Winne: “Vanzelfsprekend zijn er dagelijks discussies tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in een dergelijk complex project. De belangen zijn niet altijd gelijklopend. Maar ook daar heeft men in Nederland een mooie spreuk voor: wrijving geeft glans. We streven ernaar om verschillen in inzicht en interpretatie zo goed mogelijk aan te pakken en niet te laten escaleren.”
“We pakken mogelijke discussies snel op. Waarnemingen bij de uitvoeringswerkzaamheden bespreken we bijvoorbeeld wekelijks in een werfleidersoverleg, met alle hoofduitvoerders van Sassevaart en de waarnemers van VNSC. Daarnaast hebben wij de start van het project ook enkele regels afgesproken die we zo goed mogelijk proberen na te leven. Tot slot houden we steeds rekening met de menselijke aspecten van onze dagelijkse werkzaamheden, ook al zijn er soms stevige onderhandelingen over ontwerpkeuzes, uitvoeringskwaliteit of meerkosten.”
Momenteel zitten de aanlegwerkzaamheden volop in de uitvoeringsfase op het bouwterrein. De diepwanden voor de sluiskolk zijn al volledig afgewerkt en de zandopspuiting voor het toekomstig sluisplateau is eveneens voltooid. Volgende stappen zijn de aanleg van de bouwkuip voor de bodemroosters, de ontgraving van het buitenhoofd, de kadeconstructies voor de dienstenhaven … “Er is dus volop activiteit op het terrein. De uitvoeringsontwerpen zullen ongeveer afgewerkt zijn tegen medio dit jaar. Dan dooft het ontwerpwerk uit”, besluit Koen De Winne.