Een doorsnee gezin in Vlaanderen verbruikt 73 m³ leidingwater per jaar. Hiervoor betaalt het in totaal 395 euro, waarvan 104 euro voor de afvoer van het afvalwater, de zogenoemde saneringsbijdrage. Jaarlijks wordt er op die manier meer dan 400 miljoen euro geïnd via de drinkwaterfactuur, geld dat wettelijk gezien besteed moet worden aan het onderhoud en de aanleg van gemeentelijke rioleringen.
In 2017 werd een studie uitgevoerd over de besteding van deze saneringsbijdrage. Daaruit bleek een gebrek aan transparantie: het was niet altijd duidelijk of het budget wel helemaal terugvloeide naar de rioleringen. Deze studie deed destijds heel wat stof opwaaien en zette de sector aan tot actie. 5 jaar later maken we een stand van zaken op: de Universiteit Hasselt onderzocht in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij en VLARIO het gebruik van de gemeentelijke saneringsbijdrage door de rioolbeheerders aan de hand van de boekhoudkundige gegevens van de gemeenten en rioolbeheerders.
De conclusies samengevat:
- Uit de studie blijkt dat ongeveer de helft van de kosten gelinkt is aan investeringen (52%) en om en bij een kwart aan exploitatie (27%). De overheadkosten en indirecte personeelskosten bedragen gemiddeld 8%. Aangezien er overheadkosten gerapporteerd kunnen zijn onder bijvoorbeeld andere operationele kosten, ligt het vermoedelijk percentage aan werkelijke overheadkosten wellicht hoger dan 8%.
- Uit deze cijfers blijkt dat rioolbeheerders wel degelijk investeren en dat er aandacht besteed wordt aan het onderhoud van de riolen. Het is echter onmogelijk om uit te maken of dit voldoende is voor een goed beheer van het bestaande stelsel. Het is wél duidelijk dat dit investeringsritme niet volstaat om alle projecten uit te voeren die nodig zijn om uiterlijk tegen eind 2027 de doelstelling uit de Europese Kaderrichtlijn Water te halen, namelijk het garanderen van een goede waterkwaliteit. De gemeentelijke rioolbeheerders zouden hiertoe immers nog 3,1 miljard euro moeten investeren in de verdere uitbouw van hun rioleringsnet.
- De financiële transparantie in de sector is sterk verbeterd, maar toch zitten er grote verschillen in de manier van financiële rapportering die het vergelijken van de resultaten bemoeilijkt. Zo ontbreekt bijvoorbeeld afstemming van definities bij de rapporteringen, methodieken, kostenallocatie en afschrijvingstermijnen. “Er is volgens VLARIO duidelijk draagvlak in de sector om daar in overleg met de overheid verdere stappen in te zetten” zegt Wendy Francken, directeur van VLARIO.
- Theo Jans van UHasselt: “Uit de financiële analyses blijkt dat de rioolbeheerders over het algemeen een positief boekhoudkundig resultaat neerleggen, maar dat hun kasposities in de meeste jaren negatief zijn (ze doen meer uitgaven dan dat er inkomsten zijn). Er is dus externe financiering nodig om het investeringsritme aan te houden”. Volgens VLARIO moet de piste van solidarisering tussen gemeenten bekeken worden en dient de zoektocht naar externe financiering geïntensiveerd te worden.
- De onderzoekers pleiten ervoor om de controle- en analysecapaciteit van de economische toezichthouder (VMM) te versterken, én om de link te maken met het inhoudelijke toezicht. VLARIO steunt dat pleidooi: “We moeten er ten alle tijden op kunnen toezien en vertrouwen dat de gemeentelijke saneringsbijdrage effectief voor het beheer en onderhoud van riolering wordt gebruikt”, concludeert Wendy Francken.
Ook Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir waardeert de input van de onderzoekers. “We hebben in het regeerakkoord al opgenomen dat het rioleringslandschap sterker moet worden opgevolgd en gereguleerd door de Vlaamse Milieumaatschappij. Deze aanbevelingen sterken ons in de idee dat we daarmee de juiste weg inslaan. Het is nu zaak om deze aanbevelingen en het regeerakkoord verder uit te werken op het terrein. Want elke druppel telt, niet in het minst in een verharde regio als Vlaanderen .Ik verwacht van alle actoren in de watersector dat ze die handschoen ten volle mee opnemen”, aldus minister Demir.