Platform over infrastructuur, ruimtelijke inrichting, civiele- en openbare werken
​Op weg naar gezonde waterlopen
ir. Steven Van Den Broeck, Dienst Waterkwaliteitsonderbouwing Afdeling Planning Integraal Waterbeleid Vlaamse Milieumaatschappij

​Op weg naar gezonde waterlopen

Er is al veel gezegd en geschreven over de kaderrichtlijn Water, het bereiken van een goede toestand van onze Vlaamse waterlopen. Waarom doen we al deze inspanningen? We zijn zelf de eerste begunstigde: burgers, landbouw, bedrijven en onze leefomgeving in het algemeen.

Daarnaast eist Europa dit en volgt ze dit op. Ze moet dit ook doen om ervoor te zorgen dat er een gelijk speelveld is tussen de verschillende lidstaten. Verder investeren in nieuwe infrastructuur en in goed, gestructureerd onderhoud van bestaande infrastructuur, blijft noodzakelijk.

Klimaatadaptatie

Het is noodzakelijk om duurzaam te werken aan het klimaat-robuust maken van onze leefomgeving. We moeten ons voorbereiden om de toenemende weerextremen op te vangen: droogte (genoeg water van goede kwaliteit), hitte  (verkoelend effect van water) en wateroverlast (berging van water, vaak in gebieden met natuurwaarden).

Waterbeleving 

Een goede waterkwaliteit en -kwantiteit creëert talloze mogelijkheden op het vlak van waterbeleving. Dat mag zeker niet over het hoofd gezien worden.  Waterbeleving zorgt voor een betere levenskwaliteit, meer sociale verbinding  en een economische meerwaarde.

Hoe pakken we dit aan ?

Heel wat actoren zijn op het terrein actief.  Om maximum resultaat te hebben, moeten deze op elkaar afgestemd worden. De VMM neemt dan ook de rol van regisseur op om de verschillende actoren in het landschap sturen. Daarvoor vertalen we het streefdoel  ‘onze waterlopen moeten in goede toestand verkeren’ in doelstellingen voor de actoren, we voeren acties uit op het terrein , monitoren de vooruitgang, sturen bij en ondersteunen waar nodig. 

De ‘modelketen

Voor deze kwantificering gebruiken we de zogenaamde modelketen. Dat is een koppeling van state-of-the-art modellen waarmee we voor elke sector de te realiseren inspanning, de doelstelling, zo goed mogelijk objectief en wetenschappelijk onderbouwd inschatten. Er moet ook  ruimte  zijn voor lokale dynamieken rond water en men moet ook de mogelijkheid hebben om in te spelen op de technische opportuniteiten. Hiervoor voerden we de vrijheidsgraden in. Dit geeft meer bewegingsruimte aan de actoren om de doelstellingen te halen. 

Wat leert deze modelketen ons ?

De uitdagingen verschillen sterk van gebied tot gebied en per polluent (stikstof en fosfor). Daar moeten we ons beleid dus op afstemmen. We moeten gericht werken, zowel naar gebied toe als naar polluent. Eén algemene, uniforme aanpak voor heel Vlaanderen zal er niet toe leiden dat we de doelstelling tijdig zullen behalen. Een tweede belangrijke les is dat de doelstellingen voor bepaalde gebieden helaas nog te ambitieus zijn om in één planperiode te halen. 

Dialoog met de actoren

De doelstellingen werden opgenomen in het stroomgebiedsbeheerplan en voorgelegd aan de actoren. Er werd massaal op deze uitnodiging ingegaan. Als belangrijkste hinderpalen komen, niet onverwacht, de financiële en de praktische haalbaarheid (zoals verkeersafwikkeling) naar voor. Met de reacties gingen we aan de slag. Ze hebben geleid tot aanpassingen in doelstellingen, timing en het invoeren van een aantal bijkomende acties rond het concreet implementeren van de doelstellingen als engagementen tussen het Vlaams gewest en de riooloperatoren.  

Huishoudelijk afvalwater: riolering en zuivering 

Laten we even naar de doelstellingen voor de sector ‘huishoudelijk afvalwater’ kijken. Momenteel zijn 85,4 % van de Vlamingen aangesloten op een zuiveringsinstallatie. Het lopend beleid (alle projecten die zijn opgedragen aan Aquafin en opgenomen op subsidieprogramma’s voor de gemeenten) sluiten bijkomend 250.000 inwoners aan op de zuiveringsinstallaties en brengen ons op een zuiveringsgraad van  +/- 89 %. In dit maatregelenprogramma zijn nog bijkomende projecten opgenomen die ons naar een zuiveringsgraad van 90.5 % brengen.  

Het is dus duidelijk dat het lopend beleid het leeuwendeel vormt en dat uitvoering van deze projecten essentieel is. Naast verder aansluiten op de RWZI’s voorziet dit maatregelenprogramma ook in het opdrijven van de prestaties van de zuiveringsinstallaties. 

‘De goede toestand van water in Vlaanderen’ bereikt?

De doelstellingen die in het programma zijn opgenomen, zijn een essentiële voorwaarde, geen garantie. Voor een biologische goede toestand spelen ook elementen als structuur van de waterloop, verbindingen tussen populaties en de kwaliteit van de opwaartse gebieden een rol.

Waar brengt ons dat?

We maken een onderscheid tussen de 2 belangrijkste polluenten. Voor stikstof zien we een vrij positief beeld. Voor grote delen van Vlaanderen verwachten we dat ze aan de doelstelling zullen voldoen of die benaderen. Voor fosfor is het beeld minder positief. Hier blijven grote delen van Vlaanderen niet voldoen. Na dit maatregelenprogramma moeten we dus nog bijkomende inspanningen  leveren. 

Wat zal dit kosten?

Voor de saneringsinfrastructuur bedraagt de inspanning ongeveer 2 miljard euro voor die 6 jaar. Daarvan is het overgrote deel (1,76 miljard) voorzien voor subsidieprogramma’s of opgedragen aan AQF. Een kleiner deel (0,24 miljard) gaat over nieuwe inspanningen. Ook hier ligt de nadruk op de uitvoering van opgedragen projecten. 

Is dat betaalbaar ?

Er gaan vandaag al heel wat middelen naar saneringsinfrastructuur. Uit een studie van de VMM bleek dat ongeveer 50 % naar projecten gaat die bijdragen tot de reductiedoelstellingen. Als we dit doortrekken naar de huidige aanpak, dan kunnen we alleen maar concluderen dat er of een versnelling nodig is, of meer focus op de reductiedoelstellingen of een combinatie van beide.  

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details