Op 17 mei van dit jaar werd Oost-België opnieuw getroffen door felle watersnood, met veel schade tot gevolg. In Voeren veroorzaakten plotse hoogwaterstanden op de rivier de Berwijn ernstige schade aan meer dan 1 km spoorinfrastructuur, waardoor het verkeer van en naar Nederland volledig werd onderbroken. De teams van Infrabel hebben de schade aan de spoorinstallaties hersteld, maar er werd beslist om de onderbreking van de spoorlijn te verlengen. Dit maakt het mogelijk om aanvullende grote en noodzakelijke werken uit te voeren zodat we ons in de toekomst beter kunnen beschermen tegen overstromingen.
Het treinverkeer tussen Wezet en Eijsden zou aanvankelijk in de ochtend van maandag 3 juni hervat worden. Uiteindelijk zouden op zondag 16 juni vanaf 18.00 uur opnieuw treinen op deze lijn rijden. De extra tijd diende om grote werken uit te voeren aan dit deel van spoorlijn 40. Deze werken zijn bedoeld om de gevolgen van steeds hogere hoogwaterstanden te beperken of zelfs tegen te gaan. Deze zone, die langs de Berwijn loopt, kwam namelijk in 10 jaar tijd al niet minder dan 4 keer onder water te staan. De vrees is dat het tempo en de omvang van de schade verder zullen toenemen. Wanneer de rivier overstroomt, sleurt hij namelijk duizenden tonnen ballast (de laag stenen die dienst doet als schokdemper en stabiliteit voor de sporen) met zich mee en beschadigt hij de elektronische apparatuur die de nabijgelegen overweg en seinen beheert.
Tijdens deze marathonwerken werd 5.000 ton ballast aangevoerd om de spoorbedding dertig centimeter te verhogen. Tegelijkertijd werden het aantal duikers – die het water van de ene kant van het spoor naar de andere kant laten stromen en voorkomen dat de sporen een dam vormen die het water vasthoudt – verdubbeld en hun totale oppervlakte verviervoudigd. Deze werken werden uitgevoerd op het laagste punt, dus waar het water zich verzamelt. De afwatering, in de vorm van buizen die langs de sporen lopen, werd ook verbeterd en de arm van de Berwijn waarin het water wordt afgevloeid, werd gebaggerd om de stroming naar de Maas te versnellen.
In een tweede fase beschermden de Infrabel-team de elektronische uitrustingen beter door ze op palen te plaatsen. De werken, die ongeveer 1 miljoen euro kostten (inclusief de herstellingswerken na de recente overstroming), zijn een investering, aangezien elke overstroming hoge kosten met zich meebrengt. Om nog maar te zwijgen van de schade omdat het treinverkeer langdurig onderbroken wordt.
In het algemeen, en vandaag dus in Voeren, maakt Infrabel gebruik van de periode waarin er werken worden uitgevoerd om zijn infrastructuur beter bestand te maken tegen de gevolgen van de klimaatverandering. In Mont-Saint-Guibert bijvoorbeeld tastten de overstromingen in de zomer van 2021 de stabiliteit aan van een hoge berm waarop de sporen rusten. Daarom werd de berm over een lengte van meer dan 600 m versterkt met 15.000 ton rots die in trapvorm werd aangelegd. Dit heeft de sporen opnieuw een stevige bedding gegeven. Meer recent werd in Walzin (Dinant) bij de vernieuwing van een brug over de Lesse de steunpijler in de rivier versterkt door een structuur van gewapend beton toe te voegen. Het kunstwerk is nu beter bestand tegen mogelijke toekomstige hoogwaterstanden. De brug van Louheau in Pepinster, die in de zomer van 2021 beschadigd raakte, zal met een soortgelijke techniek worden verstevigd tijdens werken die in 2025 van start zullen gaan.
Ook in Vlaanderen wordt rekening gehouden met het wijzigende klimaat en vooral met de impact van zeer hevige regenbuien. Op verscheidene spoorlijnen wordt de waterhuishouding drastisch verbeterd door bijvoorbeeld de grachten langs het spoor te vervangen door meer efficiënte ‘verticale’ afwaterings- en drainagesystemen. Deze optimalisaties moeten voorkomen dat spoorlijnen onder water komen te staan en, samen met het plaatsen van damwanden, de stabiliteit van de spoorbermen niet in gevaar komt. Dit is onder meer zo op de drukke spoorlijn tussen Brussel en Gent over een lengte van 12 km. In samenwerking met provincie, lokale besturen en grondeigenaars werden langs die spoorlijn al enkele bufferbekkens aangelegd in Wetteren, Sint-Lievens-Houtem en Lede.
Infrabel werkt momenteel aan een grondige analyse van de blootstelling van zijn infrastructuur-componenten aan de gevolgen van de klimaatverandering. Deze analyse richt zich prioritair op de stabiliteit van de opgehoogde spoorbermen bij overstromingen en hevige regenval. Daarbij zal Infrabel de kwetsbare gebieden in kaart brengen, rekening houdend met de klimaatscenario’s op lange termijn.
Nog een teken van de klimaatopwarming: stormen en windstoten met topsnelheden van soms 100 tot 150 km/u. Bij dergelijke verschijnselen is het essentieel om preventiemaatregelen te nemen om de schade te beperken. Infrabel snoeit daarom bomen die te hoog zijn en op de sporen dreigen te vallen, en sensibiliseert omwonenden opdat zij alle losse tuin-spullen (meubilair, serres, trampolines) die door de wind op de sporen kunnen belanden, stevig vast zouden zetten.
Tegelijkertijd zet Infrabel, in het kader van zijn strategie om zich aan te passen aan de klimaatverandering, in op het ‘Internet of things – internet der dingen’. Door bepaalde elementen van de infrastructuur via een eigen mobiel netwerk met het internet te verbinden, kunnen zij vanop afstand gemonitord worden. Een mooi voorbeeld hiervan is het ‘wind’-waarschuwingssysteem, dat met behulp van onze interne expertise kon worden ontwikkeld. Zo ontwierpen onze ICT-ontwikkelaars verbonden kastjes die magnetisch aan bovenleidingportieken kunnen worden bevestigd. Deze kastjes bevatten een versnellingsmeter die in staat is om bij rukwinden abnormale trillingen in de bovenleidingstructuren, die wijzen op een structurele zwakte waardoor ze zouden kunnen afbreken, te detecteren.
Beter innoveren en voorkomen dan genezen, luidt het devies van Infrabel. De enige echte oplossing is echter actie te ondernemen om de oorzaken van de klimaatopwarming tegen te gaan. En Infrabel draagt hier alvast zijn steentje toe bij. Het is namelijk onze ambitie om in 2050 koolstofneutraal te zijn. Zo werken we onder andere aan een betere energie-efficiëntie van onze gebouwen en installaties, vervangen we geleidelijk onze dieseltreinen en investeren we in de productie van groene energie.